INTERVIEW ERNST JANSZ EN HENNY VRIENTEN VOOR TIJD VOOR TWEE RADIO 2 NEDERLAND 22 NOVEMBER 2005 FRITS SPITS.
En ook al zeiden de leden Henny Vrienten, Ernst Jansz, Jan Hendriks en Jan Pijnenburg dat ze er in 2000, bij het verschijnen van hun laatste album ‘Klaar’ mee waren, definitief, de Doe Maar – vlam is ook nu nog in 2005 niet gedoofd. Er komt een musical waarin de liedjes van Doe Maar een hoofdrol zullen spelen naar een script van Pieter van de Waterbeemd. Over de rol die daarbij is weggelegd voor de makers van de songs, Ernst Jansz en Henny Vrienten, gaan we praten in een speciale persconferentie. Er staat hier een cameraman, een geluidsman, een fotograaf. In het AKN gebouw in een belendende zaal wordt door pers en andere belangstellenden meegekeken. De musical wordt een productie van V&V Entertainment van Albert Verlinde en Roel Vente. In de studio: Henny Vrienten. Dag Henny.
HV: Hi Frits.
Ernst Jansz, goedemiddag en Albert Verlinde. Jij gaat zo weer naar je gasten Albert. Eerst een vraag voor jou: Waarom een musical met de muziek van Doe Maar?
AV: Eigenlijk heb je het antwoord net gegeven in die fantastische montage. Het zijn liedjes die meer zijn dan liedjes. Die hebben ruimte, die spreken een tijdsbeeld uit, die spreken een gevoelsleven uit. De mannen van Abba riepen na ‘Mama Mia’ ooit van ‘we hebben ons achteraf niet gerealiseerd dat we misschien wel een musical geschreven hebben’, en ik ben ervan overtuigd dat de dramatiek en het volle leven dat uit de Doe Maar-liedjes straalt, dat dat zich leent voor een musical.
Wanneer komt die musical in de theaters?
AV: Eind januari, 28 januari 2007, het volgend jaar dus.
We zijn ruim op tijd Albert.
AV: We zijn ruim op tijd. De theaters zijn nu aan het boeken en dat betekent dat in mei komen dan de abonnementenbrochures in de bus en dan kunnen mensen meteen gaan aantekenen dat ze daar naar toe willen.
En hoe is het met de voorbereiding of staat het allemaal nog in de steigers?
AV: We hebben net een uur geleden de handtekeningen onder de contracten gezet. Dat was een mooi moment. De envelop ligt hier, daar zitten Ernst en ik nu bovenop, daar komt niemand aan. En Jos Thie en Pieter van de Waterbeemd en ik zijn nu aan het brainstormen hoe we het gaan doen. Ernst Jansz kwam een enorme doos tegen met brieven van fans en dat tijdsbeeld dat daaruit naar voren komt en waarom die liedjes voor mensen zo belangrijk waren, daar willen we eigenlijk de musical op baseren. Dus het wordt niet het verhaal van Doe Maar, het wordt het verhaal van de tijd.
Goed, dank je wel, Albert. Je ziet er tevreden uit Henny. Was het een goed contract?
HV: (lacht) En jij bent nou de laatste waar ik zou van verwachten om daarover te beginnen. Maar daar kun je van uitgaan, anders zaten we niet hier. En ik ben ontzettend tevreden omdat ik het ontzettend leuk vind dat er weer wat met die muziek…en ik ben tevreden dat ik Ernst weer een keer zie.
Ernst, het wordt niet jullie verhaal. Waarom niet?
EJ: Nou, we leven nog.
Ja, maar wat bedoel je daarmee?
EJ: Nou, het wordt altijd een beetje pijnlijk als je een beeld van iemand neerzet die nog leeft, want dat vind ik tenminste altijd niet prettig. Ze mogen het doen als ik dood ben.
HV: Daar komt bij Ernst, dat het natuurlijk een ontzettend saai verhaal is. (lacht)
EJ: Helemaal niet. (lacht).
Wacht even, waarom vind jij het een saai verhaal, Henny?
HV: Ja, het is zo voorspelbaar. Er zijn van die films en die gaan over beroemde popsterren of grote zangers. En het is allemaal zo invulbaar…
Noem eens een film.
HV: Nou, ik heb ze niet in mijn kast liggen. Maar zo een film over Elvis of zo: de tijd van ploeteren, het grote succes, de uitwassen, er ziek van worden, onbegrepen door je publiek en ophouwen. Ja, dat is toch allemaal zo voorspelbaar. Het lijkt me helemaal niet leuk om ons verhaal te horen.
Maar Ernst Jansz zegt daarentegen ‘dat lijkt me wel een mooi verhaal, maar pas als ik dood ben’. Waarom is het volgens jou wel een mooi verhaal?
EJ: Ja, ik vind mijn eigen verhaal een mooi verhaal omdat ik het wel allemaal meegemaakt heb en ik zou het helemaal niet hebben willen missen. Dus wat dat betreft vind ik het een mooi verhaal. Maar ik ben het helemaal met Henny eens. Ik erger me altijd vreselijk als ik een film zie over een popster of een beroemdheid. Ik vind het altijd naar, ik weet niet. ’t Is altijd geschiedvervalsing, er komen altijd dingen bij die gemaakt zijn speciaal voor de film of voor de musical. Het strijkt mij vreselijk tegen de haren in, vaak.
En als het nu een soort ‘real life soap’, maar dan 20 jaar terug zou zijn?
EJ: Nou ja, hoe langer het geleden is, hoe verteerbaarder het voor mij wordt. Maar nogmaals, ik vond bijvoorbeeld die film over Janis Joplin vond ik heel mooi gedaan. En het heeft mij heel ontroerd. Maar ik was een enorme Janis Joplin fan en daar staan dus ook weer dingen in, dat ik denk van ‘dat kan niet, dat kan je niet doen’, want zo was het niet, weet je wel?
En dat mogen ze niet doen met dat van toen?
HV: Nou ja, Ernst heeft natuurlijk wel een punt. Als we dood waren, dan konden we niet protesteren, maar nu wel. En kijk, Ernst heeft ook gelijk: ‘ja, mijn verhaal was niet saai’, en eigenlijk was mijn verhaal ook niet saai, maar de niet-saaie dingen, daar willen wij niet van dat jullie ze weten.
Waarom niet?
HV (lacht): omdat er bepaalde dingen zijn, die laat je toch niet…
Aan Doe Maar, als je daar nu aan terug denkt. Wat is het overheersende gevoel? Als je aan die bepaalde periode terug denkt?
HV: Ja, toch triomf en waar je mee begon, tevredenheid. Van goh, het is ons gelukt. Gewoon een bandje van de straat. Gewoon vier ouwe hippies die liedjes schrijven en in tentjes beginnen te spelen. En er komen steeds meer mensen en steeds meer mensen. En we werden steeds maar beter en steeds maar beter. En om dan op een gegeven moment dat bandje te zijn dat er net iets meer bovenuit steekt. En dan ben je muzikant, wat wil je nog meer? Ja, dat is het overheersende gevoel.
En op die manier denk je daar nog steeds aan terug?
HV: Ja.
En wat waren mooie momenten, Ernst? Waarvan je zegt ‘dat zal ik nooit vergeten’ uit die periode met Doe Maar?
EJ: Nou, het mooiste vond ik om met elkaar muziek te maken, eerlijk gezegd. Bij elk optreden hadden wij een groot aantal nummers ingebouwd waarin we konden en mochten improviseren. En dat gebeurde elke avond opnieuw. En dat was elke avond een enorme kick want we konden zo goed met elkaar spelen, het was zo een feest. En ja en dat er dan nog een publiek bij staat wat het fantastisch vindt, is natuurlijk helemaal prachtig.
Dat is meegenomen, maar het mooie moment was dus het samen spelen?
EJ: Voor mij wel. De vriendschap, de manier waarop we met elkaar bezig waren. En als ik beelden van ons zie, dan is dat ook wat mij…
Wat zie je dan, als je naar jezelf terug kijkt?
EJ: Ik zie hoeveel plezier wij hebben in het doen, het maken van muziek. Hoeveel plezier wij uitstralen. Hoeveel vreugde wij d’er zelf aan beleefden.
Is Henny beter gaan spelen door jou?
EJ: Wel nee.
HV: Ja, ik denk het wel. Ernst heeft mij veel geleerd.
Wat heb jij van Ernst geleerd?
HV: Nou bij voorbeeld: toen ik Ernst leerde kennen. Kijk, Ernst heeft Doe Maar opgericht.
Eind ’78.
HV: En Doe Maar bestond al voordat ik erin kwam. En ik was met een heleboel andere muziek bezig, maar vooral wat componeren en ik zat ook in Engelstalige bandjes, gewoon omdat ik met de Beatles en de Kinks was opgegroeid. En toen zag ik Ernst en die stond daar ineens dingen te zingen in het Nederlands waarvan ik dacht ‘hoe durf je?’. Als je je kunt verschuilen achter Engelse teksten die toen niemand en wij ook niet verstonden, dat een beetje fonetische gebrabbel en zo. En ineens staat daar iemand te zingen ‘wees niet bang voor m’n lul, dat is toch flauwekul, al is het soms een stijve pik, hij is net zo lief als ik’. Ja toen hoorde ik Ernst zingen en toen dacht ik ‘ja’.
Dat was jouw ‘eye opener’?
HV: Nou niet special die stijve pik, maar (lacht)…dat hij dat deed, dat hij dat stond te zingen en dan recht de zaal in keek en niets er tussen. Dat heb ik van hem geleerd.
Frits Spits draait ’32 Jaar’
Als je dit hoort, waar denk je dan aan, Henny, deze plaat?
HV: Dan denk ik aan je volgende vraag.
Okee. Want die is: wat is het verhaal van de musical?
HV: Nou het verhaal van de musical is nog in ontwikkeling. Dat wordt geschreven door Pieter van de Waterbeemd.
Bemoei jij je daarmee?
HV: Nou, Ernst gaat zich meer met het verhaal bezig houden. Maar wij hebben eigenlijk afgesproken dat wij ons er niet al te veel mee moeten gaan bemoeien. Want kijk, wij hebben muziek gemaakt, dat kunnen wij. En zij maken een musical, dat kunnen zij. Daar hebben wij geen kaas van gegeten.
Maar Ernst, jij gaat je er wel mee bemoeien? In welk opzicht, want Albert had het net over de brieven van fans die daar een rol bij gaan spelen?
EJ: Nou, wat ik fijn zou vinden, is als ik zelf het gevoel heb dat ik het zelf ook mooi vind. Dat is eigenlijk mijn enige criterium. Ik wil me er niet te veel mee bemoeien.
Wat is de body van het verhaal? Het gaat niet over jullie?
EJ: Dat is dus nog in ontwikkeling. Het basisidee is er wel.
Het basisidee is toch een huis?
HV: Een groep mensen die in de tachtiger jaren van alles meemaakt wat iedereen meemaakte. Het verschil eigenlijk komt volgens mij als het goed gaat, worden zeg maar de reactie op…je had die punkbeweging, new wave beweging, de reactie op toch gezapige hippies. En het dubbele was dat wij eerst hippies waren en later punkers (lacht). Maar die mensen die leven in een bepaalde periode, die maken van alles mee, er wordt een goed verhaal geschreven en dat is de tijd…
En ze reageren dus op de muziek van Doe Maar?
HV: Dat zou best kunnen
Want daar zijn die brieven wellicht geschikt. Want die fans die hebben er eigenlijk ook een einde aan gemaakt.
EJ: Nou…ja, vind je dat nou?
Zegt de geschiedenis.
EJ: We hadden het er net over, Henny en ik. En in Henny’s beleving is het inderdaad zo dat omdat het publiek steeds jonger werd, de meisjes steeds jonger werden. Hij had een optreden vertelde ie net, dat wist ik niet, in Tilburg en het was een matinee. Ja, ‘we’ hadden een optreden. Het was een matinee, het was ’s middags, dus het was licht. En hij ziet voor het eerst het publiek en toen zag je dus hoe jong de meisjes waren.
HV: En jongetjes ook. Maar kinderen van vijf, zes , zeven met van die grote Doe Maar-sjaals om, helemaal bebuttond en die dan met een wezenloze blik stonden ‘je loopt je lul achter…’, en toen dacht ik ‘waar ben je mee bezig?’, ‘waar zijn we mee bezig?’. En toen dacht ik: ‘wegwezen’.
Ja, dat verhaal, dat weten we ook, we weten ook van dat mooie afscheidsconcert in de Maaspoort in Den Bosch. De muziek, het verhaal…zeg je van ‘ik zal waken dat het een mooi verhaal wordt, dat ik het een mooi verhaal vind’. Dat zeg jij, Ernst.
EJ: Gelukkig vindt men het fijn dat we af en toe ons commentaar erop geven. En nogmaals, ik ben niet van plan dat veel te doen, maar ’t is natuurlijk fijn om een soort van samenspraak te hebben. Als het opbouwend is, en als het positief is.
De muziek daarentegen, daar bemoeien jullie je wel mee.
HV: Ja, kijk als de naam Doe Maar wordt gebruikt en de mensen komen om een musical te zien, maar ook met de muziek van Doe Maar in hun hoofd. Dan moet dat natuurlijk wel klinken zoals wij klonken en iets van die opwinding hebben.
Geen strijkje?
HV: Nou, misschien in de ontwikkeling van het verhaal en een dramatische ondersteuning. Maar geen strijkje in een Doe Maar-liedje, denk ik.Alhoewel, als we nu nog zouden opnemen…
Als jij zegt ‘geen strijkje’, dan komt er dus ook geen strijkje?
HV: Ach, wij zijn volgens mij niet het soort mensen dat zo duidelijk gaat zeggen ‘dit kan niet en dit kan niet’ en de maker Jos Thie, de regisseur, en Pieter van de Waterbeemd en ook Albert Verlinde zijn allemaal redelijk en goed nadenkende mensen. Wij weten allemaal dat als we er samen onze schouders onder zetten, dat het echt een stuk verder gaat dan wanneer of Ernst en ik gaan zeggen ‘ja, maar dit mag niet’.
Een vorm van schatbewaking, is het dat wel?
HV: Dat is het absoluut. Ja, we hebben het al gezegd, we zijn heel trots op die liedjes en ik wil er nog bijzeggen in die vogelvlucht van liedjes zaten dan een aantal in het oog springende hitjes, maar er zijn zo veel andere mooie nummers, heel veel mooie nummers van Ernst die hopelijk aan bod komen. Ja, wij zijn heel erg trots op die liedjes.
Frits draait ‘De Bom’.
Ik herinner me de clip zelfs nog.
HV: Ja, ik ook.
Ja, kwam jij steeds zo het beeld in schieten.
HV: Een slechte eigenschap van me.
Dat zijn jouw woorden. Ik praat met Henny Vrienten en Ernst Jansz over de musical met muziek van Doe Maar, met nadruk dus niet over het leven van Doe Maar. Maar wel geïnspireerd door de muziek van Doe Maar, zo zeg ik het,denk ik, goed. Gaan jullie zelf meespelen, Ernst, in die productie. Zijn jullie te zien op het podium?
EJ: Ik hoop van niet. Nee, niet.
Zou je niet willen.
EJ: Nou, nee zeg. Dat is toch een heel vak apart, een musical. Dat vind ik zo knap als mensen kunnen acteren en zingen en dansen tegelijk.
Ik begrijp er ook niks van hoor. Ik begrijp zowiso niet dat je muziek kunt maken. Maar Henny, is dat iets voor jou?
HV: Nee, het verhaal speelt in de tachtiger jaren, en nou zijn er manieren om af te vallen en zo en mijn haar te blonderen (lacht). Dat lijkt me echt zo hard werken…Daar staan dan toch gewoon vier ouwe mannen, laten we eerlijk zijn. Gelukkig voelen we ons daar wel bij, maar dat is niet de Doe Maar van toen.
Wie moet dan dat gaan doen? Heb je mensen op het oog?
HV: We denken na over mensen, maar het moeten getalenteerde, bevlogen jonge musici zijn en ze moeten ja, een beetje kunnen zingen
Maar je denkt wel aan mensen? Aan wie denk jij?
EJ: Ik weet het niet. Ik heb geen idee waar Henny aan denkt.
HV: Nou, ik denk aan van alles (lacht).
Je hebt zelf twee muzikale zoons. Iets voor hun?
HV: Ehm, ik denk dat zij niet graag in mijn voetsporen, maar hun eigen pad zouden…Als ik ze een beetje inschat dan zeggen ze heel vriendelijk nee op zo’n aanbod (lacht).
Samenvattend: er komt een musical met de muziek van Doe Maar. Het is niet het verhaal van Doe Maar, maar het is wel geïnspireerd op die tijd. Jullie zullen je bemoeien met het verhaal, althans op enige afstand. Met de muziek zullen jullie je heel intensief gaan bemoeien. Wat wij allemaal nog willen weten, die nu luisteren en ook kijken…
HV: Sorry dat ik je onderbreek, maar ’t is nog in ontwikkeling he. Het plan is er en de intentie.
Het is toch wel al heel serieus dat jullie hier zitten.
HV: Het gaat gebeuren, maar hoe…
Het is toch wel spannend.
HV: Uitdagend, en het moet…Wij hebben tegen elkaar gezegd, Ernst en ik, wat er ook gebeurt, het moet ontzettend goed zijn.
Wat iedereen ook nog wil weten, Henny, is: wat doe je nu allemaal? Je schrijft nog heel veel muziek.
HV: Ja, ik maak ook veel liedjes en wat heel erg leuk is, is dat in mei volgend jaar ik met Ernst en Jan Hendriks ga spelen. Maar dan zijn we luitenant zeg maar van Boudewijn De Groot.
Jij gaat bassen bij Boudewijn De groot?
HV: Ja, maar toen wij elkaar leerden kennen, toen speelden wij bij Boudewijn De Groot. Dus, zeg maar, hij is de godfather van Doe Maar.
En Ernst, jij speelt bij Boudewijn De Groot, nog steeds?
EJ: Nog steeds, vanaf 1975 tot nu.
En dat is toch ook een heel groot feest?
EJ: Ja, ik vind het heerlijk om te doen. Ja.
Anders dan Doe Maar?
EJ: Ja, volstrekt anders. Maar ik hou wel van verschillende dingen of verschillende disciplines. Ik speel ook wel eens in mijn eentje, vind ik ook heel spannend. Ik hoop tot mijn tachtigste muziek te kunnen blijven maken op het podium.
En jullie samen?
EJ: Ja, dat is altijd feest.
HV: Wij gaan samen ook nog iets doen, maar iets kleins, op een project. Een liedje.
En welk project?
HV: Dat gaat heten: ‘Nacht – De Soundtrack’
En wat is dat?
HV: Dat wordt een hele mooie plaat met allemaal verschillende mensen.
En waar jullie met elkaar weer samen werken?
HV: Ja.
De vlam van Doe Maar, die brandt nog.
|